W.O.: De pad
Hilde Vorsselmans - VBS Merksplas
Heb jij je les over de pad goed gestudeerd? Dan kan jij vast het juiste antwoord aanduiden!
Waar kan je padden vinden?
- In bossen, tuinen en vijvers.
- In bossen, velden en tuinen.
- In huis, in beken en onder stenen.
Wat zijn amfibieën?
- Dat is een ander woord voor 'reptielen'.
- Het woord 'amfibie' betekent letterlijk 'twee levens', eentje op het land en eentje in het water.
- Dit zijn dieren die niet door de huid kunnen ademen.
Ken je nog andere amfibieën?
- Slangen en hagedissen.
- Kikkers en adders.
- Salamanders en kikkers.
Hoe ziet een pad eruit?
- Hij heeft korte voorpoten en lange achterpoten met zwemvliezen ertussen.
- Hij heeft grote voorpoten en korte achterpoten.
- Hij heeft zwemvliezen tussen de tenen van alle poten.
Hoe verdedigt de pad zichzelf?
- Hij blijft roerloos zitten en heeft een onopvallende kleur.
- Hij kan flink bijten.
- Hij heeft een schutkleur en gebruikt zijn gifklieren.
In welke volgorde verloopt de voortplanting bij de pad?
- Naar het water - dikkopjes - bevruchting - geleiachtige snoeren.
- Bevruchting - naar het water - geleiachtige snoeren - dikkopjes.
- Naar het water - bevruchting - geleiachtige snoeren - dikkopjes.
Hoe kunnen mensen de pad bescherpen en helpen tijdens de paddentrek?
- Door meer met de fiets te rijden in plaats van met de auto.
- Door de padden mee te helpen oversteken in een emmertje.
- Door in de tuin een vijvertje te graven.