De oudste tijden

Hilde Vorsselmans - VBS Merksplas

Vul aan met de juiste woorden. Probeer juist te schrijven!
1. Van zwerver naar boer
De eerste mensen waren en voedselverzamelaars. Ze zwierven in familieverband rond, op zoek naar wortels en allerlei soorten vruchten. Ze sliepen in eenvoudige of . Tijdens de speurtocht naar voedsel werden de mensen steeds handiger. Voor de jacht maakten ze . De mens was ook listig. Om grote dieren als een of een te doden, werkten de jagers slim samen. In die periode was het vaak veel op aarde dan nu.
Ongeveer jaar geleden warmde de aarde op. Op de vruchtbare grond langs rivieren leerden de mensen stilaan hoe ze konden oogsten. Ze gingen dieren kweken en bouwden hutten op goed gelegen plaatsen. De zwerver werd een .

2. De oudste tijden bij ons
400 000 jaar geleden woonden er reeds mensen in het huidige België. In de kalkstreek in het midden van ons land waren vele grotten. Daar konden de zwervende jagers schuilen voor de koude van de IJstijd.
Rond v.C. verschenen ook in onze streken de eerste boeren. Het klimaat was zachter en grotten waren niet meer noodzakelijk als schuilplaats. De vroegste boeren leefden in en in de . Er was water en grond die gemakkelijk te bewerken was. Een andere reden om hutten en dorpen te bouwen, was de aanwezigheid van . Deze werd gebruikt om werktuigen en wapens te maken.

3. Handige zwervers
Miljoenen jaren lang volgden IJstijden en warmere perioden elkaar op. De mens paste zich steeds beter aan zijn omgeving aan. Belangrijk was de macht over het . Ontelbare keren verbeterden de mensen de techniek om een vlammetje te maken en om het vuur brandend te houden. Het vuur kon nuttig zijn om te bereiden of als afschrikkingsmiddel bij de .
In de laatste IJstijd was het rendier een begeerde prooi. Alles van het dode dier kon dienen als eten, als kleding, als tentmateriaal of als werktuig. Om dieren de baas te zijn, was de mens erg vindingrijk in het verbeteren van zijn jachtwapens. Maar de jacht zorgde ook voor kunstwerken. Met vaardige hand schilderden mensen op de wanden van grotten. Zo hoopten ze de dieren in hun te krijgen.

4. Een georganiseerde landbouwsamenleving in Egypte
In een aantal vruchtbare streken groeiden boerendorpen uit tot een hoogstaande beschaving. Dit gebeurde bijvoorbeeld in vanaf v.C.. Na de jaarlijkse overstroming van de bleef op de oever vruchtbaar achter. De Egyptenaren bewerkten de bodem met werktuigen als en ploegen. Ze verbouwden graan en weefden vlas tot kleding. Met klei bakten ze potten en bouwden ze huizen.
De leerden steeds fijnere technieken. De Egyptische samenleving vroeg een goede organisatie. Aan het hoofd stond een koning of . Hij had alle macht en beschikte over een sterk . konden lezen en schrijven. Zij inden bij de boeren de in natura voor de farao.