Thema 2: Onderwerp en persoonsvorm

Hilde Vorsselmans - VBS Merksplas

Zoek het onderwerp en de persoonsvorm. Stel de juiste vragen.
Schrijf A als de pv. iets doet, schrijf B als de pv. iets is, wordt of blijft.
1. Pieter valt op de matras.
onderwerp =
persoonsvorm =
A of B =

2. De poes speelde voor klant.
onderwerp =
persoonsvorm =
A of B =

3. Pieter is haar vriend.
onderwerp =
persoonsvorm =
A of B =

4. Probeerde Rosalinde alle beroepen uit?
onderwerp =
persoonsvorm =
A of B =

5. De tranen rollen over haar wangen.
onderwerp =
persoonsvorm =
A of B =

6. De eeste schooldag was Jan al ziek.
onderwerp =
persoonsvorm =
A of B =

7. Mijn papa kent wel twintig verschillende soorten paddenstoelen.
onderwerp =
persoonsvorm =
A of B =

8. Marijke houdt heel veel van honden en poezen.
onderwerp =
persoonsvorm =
A of B =

9. Tim en Joris zijn altijd heel vriendelijk.
onderwerp =
persoonsvorm =
A of B =