Werkwoordspelling: De verleden tijd (klankvast)
Hilde Vorsselmans - VBS Merksplas
Noteer de stam (ik-vorm) en vul de juiste vorm van de verleden tijd in.
Gebruik je werkwoordschema!
1. missen (stam
)
Door een file
we het begin van de voorstelling.
2. eisen (stam
)
De gijzelaars
250 000 euro losgeld.
3. spelen (stam
)
De kinderen
meer dan een uur verstoppertje.
4. fietsen (stam
)
Tijdens de vakantie
ik elke woensdag naar het meer.
5. straffen (stam
)
De directeur
de leerling streng voor zijn brutale antwoorden.
6. zich wassen (stam
)
Tijdens de elektriciteitspanne
we
dan maar met koud water.
7. dansen (stam
)
Jij
de hele avond!
8. botsen (stam
)
Ik
gisteren met mama’s nieuwe auto.
9. leven (stam
)
Ze
nog lang en gelukkig.
10. betalen (stam
)
jullie met een biljet van 50 euro?
Controleer
Hint
OK